De overheid zorgt voor een basisuitkering voor mensen die niet voor hun inkomen kunnen werken. Dat kan zijn door werkloosheid of arbeidsongeschiktheid, maar ook doordat u de leeftijd heeft bereikt waarop u niet meer hoeft te werken. Of doordat uw partner overleden is en u niet in de situatie bent om het inkomensgat zelf op te vullen. Die laatste twee uitkeringen bespreken we op deze pagina: de AOW en de Anw.

Hoe zal de AOW eruit zien tegen de tijd dat u er oud genoeg voor bent? We weten het niet, dus is het verstandig zoveel mogelijk zelf te sparen voor later.

AOW-uitkering

De AOW is een uitkering die geregeld is in de Algemene Ouderdoms Wet. Vanaf uw AOW-leeftijd krijgt u een AOW-uitkering, die doorloopt tot u komt te overlijden. Hoe hoog uw AOW-uitkering is hangt af van uw gezinssituatie. Een alleenstaande ontvangt een hogere AOW-uitkering dan wie met een partner leeft. Oók als die partner nog geen 65 is krijgt u tegenwoordig een eenpersoons-AOW-uitkering.

AOW-leeftijd

De AOW-leeftijd was van oudsher altijd 65 jaar. Inmiddels is die leeftijd verhoogd: de AOW werd onbetaalbaar vanwege de vergrijzing en de langere levensverwachting. De leeftijd waarop u een AOW-uitkering gaat ontvangen hangt af van de uw geboortedatum. In 2018 staat deze op 66 jaar, en in 2021 op 67 jaar. Daarna hangt een verdere verhoging af van de ontwikkeling van de levensverwachting.

Opbouw AOW

U bouwt AOW op in de 50 jaar voor uw AOW-leeftijd. De enige vereiste voor die opbouw is dat u in Nederland woont. U hoeft niet te werken, u hoeft ook niet de Nederlandse nationaliteit te hebben. Heeft u een deel van die jaren in het buitenland gewoond? Dan heeft u een verlaagde AOW-opbouw, die wel vrijwillig bijverzekerd kan worden.

De AOW-uitkering is geen vetpot. Veel mensen bouwen daarnaast een pensioen op via hun werkgever. Of via een eigen aanvulling.

Anw-uitkering

Anw staat voor de Algemene nabestaandenwet. Dit is de opvolger van de AWW, de Algemene Weduwen en Wezenwet. De Anw zorgt mogelijk voor een uitkering voor uw partner als u komt te overlijden. Mogelijk, want lang niet iedere partner krijgt die nabestaaandenuitkering ook werkelijk. Die wordt alleen toegekend aan partners die:

  • vóór 1 januari 1950 geboren zijn, of
  • zorgen voor een kind dat jonger is dan 18 jaar, of
  • meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn.

Lagere uitkering bij eigen inkomen

Vervolgens is de Anw-uitkering inkomensafhankelijk. Heeft uw partner eigen inkomsten – dan wordt de uitkering verlaagd. Hierbij tellen inkomsten uit een nabestaandenpensioen van een pensioenfonds of verzekeraar niet mee. Ook een nabestaandenlijfrente wordt niet meegenomen. Heeft uw partner echter zelf een baan, dan is de kans dat de Anw-uitkering op nul uitkomt vrij groot.

Rekent u vooral niet teveel op de Anw-uitkering van de overheid als het gaat om het inkomen van uw partner als u komt te overlijden!

Eigen maatregelen geen overbodige luxe

Kortom: er zijn veel situaties waarin uw partner geen of slechts een lage Anw-uitkering zal krijgen. Het treffen van eigen maatregelen voor het inkomen van uw partner na uw overlijden is dan ook vaak geen overbodige luxe. Dat kan met banksparen of een nabestaandenverzekering, maar ook met een eenvoudige overlijdensrisicoverzekering.